Woensdag 12 mei was de kick-off van het programma ‘missie gedreven onderzoek en innovatie sport en bewegen’. Ruim 200 experts uit het sport- en beweegveld gingen bij deze virtuele bijeenkomst al aan de slag om te bepalen waar sportonderzoek en sportinnovatie de komende jaren gericht op moet zijn. De manier waarop deze missies voor sport en bewegen voor 2040 worden geformuleerd laten wat Erik Lenselink, Manager Corporate Affairs NOC*NSF, de grootste verandering van dit nieuwe onderzoeksprogramma van het ministerie van VWS en NOC*NSF al zien. De praktijk, dus sportbonden, verenigingen en andere sportaanbieders, krijgt hierbij namelijk de kans om naar oplossingen voor de uitdagingen van morgen te zoeken.
Het nieuw te vormen onderzoeks- en innovatieprogramma is het derde in een reeks. Lenselink was vanuit NOC*NSF al bij het eerste programma in 2012 betrokken. De inzichten uit die eerste twee programma’s worden nu meegenomen bij de aanpassingen van de opzet. NOC*NSF en VWS trekken hier als financiers samen in op. "We waren het ook snel eens wat we anders zouden willen", geeft Lenselink aan. Met name de rol van de sportpraktijk bij het onderzoek en het implementeren van resultaten verdiende veel meer prioriteit. Bij het eerste programma werden bijvoorbeeld gelijk 22 onderzoeken van vier jaar toegekend. "De agenda werd met name bepaald door het hoger onderwijs en de praktijk werd daar vaak op een later moment bijgehaald. De relatieve opbrengst voor de praktijk van op zich interessante en relevante onderzoeken was daardoor toch beperkt."
Bij de tweede ronde was al meer tijd en geld beschikbaar om te zorgen dat het onderzoek ook echt kan landen bij de praktijk, daar waar nieuwe inzichten daadwerkelijk de aanpak kunnen beïnvloeden en voor verandering kunnen zorgen, waardoor bijvoorbeeld meer mensen gaan sporten. Daar liggen voor sportbonden ook de grote kansen op basis van dit onderzoek. Problemen en uitdagingen die werkelijk spelen in het streven om de doelen van de sportsector te halen, komen op tafel.
Deze missie gedreven aanpak is direct de reden dat Lenselink ervoor waakt nóg concreter te verwoorden wat het programma de sportsector uiteindelijk gaat brengen. Hij keert de vraag om, benadrukt dat de mensen in de praktijk waaronder bij sportbonden in deze werkwijze ook een verantwoordelijkheid hebben: "Wat ga je inbrengen? Je hebt er pas iets aan als je er zelf iets in stopt. Vandaar dat het cruciaal is dat de praktijk de uitdagingen inbrengt waar ze tegenaan lopen. Deze eerste fase is daarom zo belangrijk omdat we daarin ook kijken wat we al weten van die vraag. Het kan zijn dat we dingen nieuw moeten uitproberen of dat nieuw onderzoek nodig is. Dat moet dan verder worden uitgewerkt."
"De partners bij sportonderzoek en sportinnovatie, dus overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen moeten zich ten dienste stellen van de praktijk. Daar valt nog veel winst te boeken"
En zo wordt er iets verwacht van de sport als geheel. In de nieuwe aanpak moet vooraf worden nagedacht over de impact van onderzoek door uit te gaan van de uitdagingen voor de sport. Een lopend onderzoeksproject gericht op de dalende sportdeelname onder vmbo-jongeren is daar wat Lenselink een goed voorbeeld van. "Een week lang gaan allerlei experts met elkaar in creatieve workshops de onderzoeksvraag bepalen. Het idee daarbij is: laten we nu eens echt kijken wat het probleem is en de vraag achter de vraag stellen." Door alle beschikbare kennis samen te brengen moet een doorbraak gevonden worden.
Lenselink volgt dat project, geleid door ZonMw, met grote interesse. "Wat daar gebeurt is wat mij betreft een proeftuin van wat we nu starten." De onderzoeksvragen die uit het nieuwe programma voortkomen worden gebaseerd op de pijlers van het Nationaal Sportakkoord. "Daarmee laten we zien dat we de praktijk centraal stellen. Het sportakkoord is immers herkenbaar voor de praktijk", zegt Lenselink. "De partners bij sportonderzoek en sportinnovatie, dus overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen moeten zich ten dienste stellen van de praktijk. Daar valt nog veel winst te boeken." Andersom is het ook zo dat de praktijk vaak nog te weinig gericht is op het benutten van onderzoeksuitkomsten en innovaties, ziet hij. "Je moet daarom samen het gesprek voeren. Zo kunnen we concrete ideeën vanuit de praktijk matchen met de inzichten en het innovatief vermogen van kennisinstellingen en bedrijven."
Het is daarom belangrijk dat iedereen aan tafel zit, vindt Lenselink. Behalve de sport en het onderwijs is daar bij het nieuwe programma ook de lokale overheid en het bedrijfsleven in de vorm van ondernemende sportaanbieders bij gekomen. Voor het bepalen van de missies voor 2040 kijken zij behalve naar de zes pijlers van het Sportakkoord ook naar een zevende pijler die voortkomt uit het Preventieakkoord: bewegen. Daarmee wordt ingespeeld op de groeiende aandacht voor ‘bewegen het nieuwe normaal’ en het bevorderen van een gezonde leefstijl.
Lenselink heeft per pijler ('Inclusief sporten & bewegen', 'duurzame infrastructuur', 'vitale sport- en beweegaanbieders', 'Positieve sportcultuur', 'Jong vaardig in bewegen', 'Topsport die inspireert' en 'bewegen voor Preventie') al duidelijk ideeën over mogelijke vragen en uitdagingen. "Maar ik laat graag de bal het werk doen", zegt hij. "Ik ben benieuwd wat er uit het gesprek komt van de experts vanuit zowel het onderwijs, de overheid, het bedrijfsleven als de praktijk. Zij moeten met elkaar het gesprek voeren over de missies voor de toekomst en de onderzoeken en innovaties die prioriteit verdienen."
Met de opbrengsten van de kick-off gaan missiepanels vanuit het bedrijfsleven, de overheid, de wetenschap en de sport/samenleving later dit jaar in kaart brengen op welke manier onderzoek en innovatie kunnen bijdragen aan de gestelde doelen of uitdagingen. Lenselink is blij met het feit dat onderzoek en innovatie nu meer wordt samengebracht. "Innovatie en onderzoek zijn niet te scheiden. Als je gaat innoveren moet je eerst kijken hoe het werkt, dan wordt het al snel onderzoek. Bij onderzoek wil je ook dat met de resultaten iets wordt gedaan in de praktijk. Daarmee wordt onderzoek snel vernieuwing."