Samen met multinationals op zoek naar innovaties voor sport en maatschappij

TU Delft start ambitieus innovatieprogramma met Sportinnovator

Bij sportinnovatie is de samenwerking tussen wetenschap, bedrijven en overheid cruciaal. TU Delft en Sportinnovator gaan de komende jaren richting de Olympische Spelen van Parijs 2024 een stap verder met een ambitieus programma gericht op grootschalige innovatieprojecten. Opvallend verschil in deze aanpak is dat het doel niet een kant-en-klare businesscase is. Daan Bregman, Business Director TU Delft Sports Engineering Institute, zegt dat zichtbaarheid het sleutelwoord is. "We willen de marketing- en onderzoeksambities van de grote bedrijven samenbrengen om daarmee zowel impact voor de sport als de maatschappij te creëren."

In Nederland geven grote bedrijven jaarlijks meer dan 400 miljoen euro uit aan sportsponsoring. Uit de SponsorMonitor van 2019 kwam naar voren dat in het jaar 2018 dat bedrag op 434 miljoen euro lag. De uitgaven van diezelfde multinationals aan sportinnovatie is vele malen kleiner, naar schatting enkele miljoenen euro’s. Evengoed zijn die bedrijven vaak zelf ook al met innovatie en onderzoek bezig. Elk florerend bedrijf heeft tegenwoordig een ‘Research & Development’ kortweg R&D-afdeling opgetuigd om onderzoek te doen naar bestaande en nieuwe producten. "We zien dat de grote bedrijven ook kennis inkopen bij wetenschappelijke instellingen, waaronder bij de TU Delft", zegt Bregman. "Vanuit ons is er met elke multinational goed contact. Dat is vrijwel nooit op sport gericht."

Gescheiden werelden bij bedrijven

Met de opzet van een nieuw programma heeft de TU Delft een insteek gevonden om juist ook multinationals die niet een directe link met sport lijken te hebben bij sportinnovatie te betrekken. De universiteit kijkt daarmee verder dan de bekende sportmerken als Nike, Adidas en Koga, want uit de sponsorgelden komt namelijk duidelijk naar voren dat veel meer bedrijven bij sport betrokken zijn. "In die bedrijven zijn marketing- sponsoring en onderzoeksactiviteiten twee gescheiden werelden. Zij zijn vaak niet van elkaar op de hoogte. Dat zijn twee silo’s van de bedrijven. Nu zeggen wij: laten we dat nu proberen te combineren door de sponsorambitie en de R&D-ambities zo te definiëren dat sponsorgelden gaan renderen als ontwikkelgelden en andersom. Dan krijgt een bedrijf dus zichtbaarheid uit ontwikkeling en haal je zichtbaarheid uit kennis."

"Als we als sportsector resultaat willen blijven halen dan moeten we opschalen naar de multinationals"

Daan Bregman - TU Delft

Bregman benadrukt dat het bij deze samenwerking niet de bedoeling is om sponsorgelden van de sport af te pakken. "Als we dan nieuwe projecten gaan doen dan zeggen we dat we alles netjes op elkaar afstemmen zodat iedereen het meeste waar voor zijn geld krijgt dus de sport, bedrijfsleven als wetenschap." Daarbij is het belangrijk dat projecten concreet zijn, een wetenschappelijke basis hebben en concrete innovatie voor de sport opleveren. "De sport en de maatschappij moeten hier wat aan hebben. Die winst moet daarom zichtbaar zijn voor het bedrijf, maar qua research moet het ook interessant zijn voor het bedrijf."

Deze nieuwe samenwerkingsvorm is volgens Bregman vooral interessant voor bedrijven die al investeren in sport en wetenschap. Vanuit de TU Delft ziet hij tussen de bestaande partners al veel potentie om mee samen te werken. Dat zelfde geldt voor de sponsorrelaties van NOC*NSF en de grote sportbonden. "We doen al heel veel samen, maar nog geen grootschalige innovatieprojecten. Op deze manier maken we zo een enorme efficiency slag om bestaande partners bij sportinnovatie te betrekken."

Sportinnovatie toegankelijk maken

Dat zou nog wel eens onverwachte verbanden op kunnen leveren. Bregman geeft een voorbeeld: "Geen enkele bank gaat nu met de TU Delft in zee om een sportinnovatie te ontwikkelen, maar zij zijn wel bezig met duurzaamheid en ze zijn sponsor van de sport. Op die manier kunnen we op maat een project met een bank opzetten waarbij zij hun bijdrage leveren aan een innovaties in de sport en impact voor de maatschappij."

Het doel van het programma is uiteindelijk om een netwerk op te zetten van bedrijven die samen willen werken. "Dit levert fundamenteel onderzoek voor de sport op en bedrijven kunnen laten zien wat hun bijdrage daaraan is." Dat past ook in de al langer bestaande ontwikkeling in de sponsorwereld waarin platte sponsoring nauwelijks meer bestaat. "Bedrijven zijn meer op zoek naar een concreet verhaal om te vertellen. Die mogelijkheid bieden wij ze nu. Hierdoor maken we sportinnovatie toegankelijk voor alle bedrijven. Zij zijn toch de motor van Nederland."

Overheid als stabiele factor

Het betrekken van multinationals is volgens Bregman ook hard nodig. "Als we als sportsector resultaat willen blijven halen dan moeten we opschalen naar de multinationals. Daardoor kunnen we veel meer impact maken met sportinnovaties." Voor de overheid is het tot dusver nog lastig gebleken om de grote bedrijven bij sportinnovatie te betrekken, weet Bregman. Juist bij deze opzet is de rol van de overheid vanuit het Sportinnovator programma essentieel als een stabiele factor die meefinanciert. Die zekerheid wil Bregman gebruiken om de multinationals van Nederland te veroveren. "Als een bedrijf instapt zet de overheid daar vanuit Sportinnovator per project een zelfde bedrag tegenover. Wij matchen dat dus als het ware. Dat levert bedrijven dus een verdubbeling van hun eigen bijdrage op, een bijdrage aan hun eigen kennis en vooral een bijdrage aan de zichtbaarheid van het bedrijf."

Focus op Parijs 2024 en verder

De komende jaren zal dit sportinnovatie programma van de TU Delft steeds verder worden uitgerold met de Olympische Spelen van Parijs 2024 als eerste stip op de horizon en Los Angeles 2028 als het volgende ijkpunt. "Parijs is ook weer gekoppeld aan de klimaatdoelstellingen. Dat kan het bijvoorbeeld interessant zijn om daar grote innovatieprojecten op te zetten om de Nederlandse sport verder te verduurzamen.” Daarmee wil Bregman ook aangeven dat hoewel de Spelen als richtpunt zijn gekozen, de innovaties zeker niet alleen op topsport gericht zullen zijn. "Het is natuurlijk wel zo dat je één keer in de vier jaar momentum hebt om te laten zien waartoe je in staat bent."

Als bedrijven dat moment liever kiezen rond bijvoorbeeld de Tour de France of de tussenliggende Winter Spelen dan kan dat ook, geeft Bregman aan. "We zijn daarin flexibel, want we maken samen een project dat voor het bedrijf interessant is om in te stappen. Het kan bijvoorbeeld dat een bedrijf één groot innovatieproject met ons wil doen, zoals de baanfiets met Koga. Het kan ook dat we een paraplu-project maken met allerlei deelprojectjes waarbij we werken aan de veiligheid van het wielrennen."

Met dit programma kan de TU Delft een grote verandering in de Nederlandse sportinnovatie-aanpak teweeg brengen. Bij sportinnovatie werd, vanuit de overheid, altijd gestuurd op sluitende businesscases met een kant-en-klaar innovatief product dat klaar is om de wereld te veroveren. "Dat hoeft niet altijd de ambitie te zijn. Het is niet onze insteek om meer producten te gaan verkopen. We willen samen met die bedrijven zichtbare innovaties maken voor de sport, waarmee we de maatschappij weer een stukje beter maken."

Ga voor meer informatie over het programma naar:

TU Delft
Sportinnovator