Sportprofessionals krijgen elke dag te maken met nieuwe uitdagingen. Of het nu de gymdocent is die zijn les aantrekkelijker wil maken, de buurtsportcoach of leefstijlprofessional die inactieven wil bereiken of een verenigingsbestuurder die moeite heeft met het vinden van vrijwilligers; allemaal lopen ze met concrete vragen. De nieuwe praktijkgerichte Kennis- en Innovatieagenda van het Lectorenplatform Sport & Bewegen vormt de basis om voor die vragen naar oplossingen te zoeken. Onderzoekers kunnen hierdoor sneller onderling samenwerken en de praktijk is directer betrokken bij vernieuwingen om morgen mee aan de slag te gaan.
Afgelopen maand is de nieuwe Praktijkgerichte Kennis- en Innovatieagenda voor Sport & Bewegen gelanceerd. Het woord ‘Praktijkgericht’ zit niet alleen voor de sier in de titel, maar vat vooral de insteek van het hele document samen. De wens om liefst gisteren al de handen uit de mouwen te steken, spat van elke pagina af. "De agenda moet gaan leven en moet vooral niet op een bestuurlijke tafel blijven liggen. Het moet verhalen en voor- beelden krijgen", zegt Steven Vos, lector Move to Be van Fontys Sporthogeschool. Hij vormt samen met acht andere lectoren van verschil- lende hogescholen het Lectorenplatform Sport & Bewegen. Het lectorenoverleg bestaat verder uit Sanne de Vries (voorzitter), Mirka Janssen, Jasmijn Holla, Remo Mombarg, Johan Pion, Frank van Eekeren, Ivo van Hilvoorde en Olaf Timmermans.
"Je wil impact hebben op iedereen en dat iedereen meer gaat bewegen, maar ons instrument is de professional."
De totstandkoming van deze agenda voor het sportonderzoek van het hbo had een lange aanloop, wat in zijn ogen juist goed is geweest. "We moeten vaak vandaag handelen: voor een gezondheidsachterstand of een vrijwilligerstekort. Maar voor de grote omslag moet je acht of zelfs twaalf jaar vooruit redeneren." De eerste aanzet voor deze kennisagenda voor sport dateert ook al uit 2015. Minister Edith Schippers (VWS) gaf het Topteam Sport toen de opdracht om met het Sportinnovator-programma sportonderzoek en sportinnovatie te stimuleren. In dat topteam zitten vertegenwoordigers uit wetenschap, sport, overheid en het bedrijfsleven. Aarnout Brombacher (TU/e) zat al in het Topteam vanuit de wetenschap en daar werd Geri Bonhof aan toegevoegd met haar expertise uit het hbo. Ze is van huis uit gymnastieklerares en maakte later carrière als bestuurder bij verschillende hogescholen.
Als kersvers Topteamlid ging Bonhof gelijk samen met Brombacher mee op een missie naar Japan. Doel voor de meegereisde lectoren en hoogleraren was om kennisuitwisseling op te zetten met Japanse universiteiten. Behalve voor internationale samenwerking, bleek die missie ook voor de onderlinge banden tussen de Nederlandse sportonderzoekers een belangrijk moment. "Tijdens een boottocht door Tokio Bay is het plan ontstaan voor een kennisagenda voor de sport om zo meer regie aan te brengen in het onderzoek en de relatie tot innovatie", vertelt Bonhof.
Die eerste agenda met als titel ‘Van Traplopen tot podium’ uit 2016 was op een abstracter niveau geformuleerd, vervolgt Bonhof. "Die agenda gaf nog niet zoveel richting, maar het was wel geschikt om de samenwerking tussen hbo en wo te intensiveren." De afgelopen jaren is verder gewerkt om die agenda verder te ontwikkelen. Dat gebeurde in eerste instantie vanuit de universiteiten, waarbij het hbo ook aanhaakte. Ondertussen werd op initiatief van het SIA, het regieorgaan voor praktijkgericht onderzoek in het hbo, het lectorenplatform Sport & Bewegen opgericht. "Dat was een belangrijke steun in de rug voor het sportonderzoek op de hbo’s. Als Topteam Sport vonden we het belangrijk dat de kennisagenda werd doorontwikkeld, daarom hebben we dat proces aangejaagd en ondersteund met subsidie."
Gaandeweg ontstonden uiteindelijk twee aparte agenda’s voor het wo en het hbo, dat is volgens Bonhof logisch. "Deze twee instellingen hebben een verschillende onderzoeks- focus. Bij sommige thema’s overlappen ze elkaar, maar bij het praktijkgerichte onderzoek is de leidende vraag: wat heeft die professional in de praktijk nodig om verder te komen?" Dat het wo en het hbo niet tot een gezamenlijke agenda kwamen, zit de samenwerking niet in de weg volgens het Topteamlid. "Dit vind ik juist een goede ontwikkeling omdat je samenwerkt vanuit de eigen kracht."
Omdat het hbo de gymdocenten, sportkundigen en andere sportprofessionals van de toekomst opleidt, is de verbinding van het onderzoek met dat werkveld altijd aanwezig. “Dat is ons bestaansrecht", zegt Vos. "Het is helder dat je problemen aanpakt waarmee die professionals worden geconfronteerd. Dat betekent voor ons: je wil impact hebben op iedereen en dat iedereen meer gaat bewegen, maar ons instrument is de professional."
Toch bleken de vragen uit de praktijk niet altijd overeen te komen met de aandachtsgebieden van de onderzoekers. Dat ondervond Remo Mombarg, lector Bewegingsonderwijs en Jeugdsport aan de Hanze Hogeschool, tijdens een bijeenkomst met professionals. Zij kregen daar een introductie over het gezondheidsidee van 'excersise is medicine'. "Zij zeiden tegen ons: 'Wij zijn geen dokters. Dat is niet onze taal.' Zo is het gestart." De aanwezige professionals riepen de onderzoekers op hen te bevragen over de echte uitdagingen in de praktijk. "Dat is voor ons een grote omkering geweest in onze gedachtegang."
Dat heeft tot vier onderzoeksthema’s geleid: 1. 'Nederland in beweging' (sport- en beweeg- stimulering), 2. 'Vaardig in sport en bewegen’ (motorische ontwikkeling van kinderen), 3. 'De meervoudige waarde van sport en bewegen' (sport als middel met verschillende waarden: fysiek, sociaal, persoonlijk, intellectueel en financieel) en 4. 'Technologie als vloek en zegen' (de rol van technologie bij sport en bewegen).
Het derde thema verraste Mombarg in zekere zin. "Wat ik mooi vind is dat de professionals daar een oproep doen: 'Denk eraan dat het niet alleen om het gezondheidsverhaal gaat, maar dat sport meer kan bieden.' Sporters roepen dat graag als believers, maar hoe krijg je ook de non-believers mee in de gedachte dat sport andere maatschappelijke waarden heeft? Hoe brengen we dat goed over het voetlicht?" Wat hem verder uit de enquêtes opviel was de nadrukkelijke wens van professionals om meer multidisciplinair samen te werken. "Ze willen graag met anderen naar een oplossing zoeken omdat het alleen niet lukt", zegt Mombarg. Sportprofessionals gaven daarnaast aan structureel van elkaar te willen leren. "Een van de mooiste dingen die we voor elkaar kunnen krijgen is dat we een lerend netwerk vormen. Daarbij gaan we samen ontwikkelen en staat de onderzoeker niet boven maar naast de praktijk."
Het besef dat samenwerking noodzakelijk is om resultaat te behalen, zit al verweven in het tweede thema rond motorische ontwikkeling, zegt Mombarg. "Daar heb je de ouders, buurtsportcoaches, leerkrachten en de schoolleiding bij nodig." Dat wordt ook duidelijk bijvoorbeeld in het project Start Vaardig, dat wordt geleid door collega-lector Sanne de Vries van de Haagse Hogeschool. De lectoraten van Vos en Mombarg zijn daar ook bij betrokken, waardoor op vijf locaties experimenten kunnen worden uitgevoerd. "Dat zijn verschillende aanpakken om kleuters goed en met plezier te leren bewegen. Gedurende het project gaan we door met ontwikkelen, want met die groepsleerkracht of buurtsportcoach moeten we kijken: wat werkt voor jullie? Als je ziet dat het niet kan dan moeten we het anders doen. Het samen bouwen aan een passende oplossing is de sleutel. Je hebt straks alleen wat aan het onderzoek als die gymdocent zegt: met deze aanpak kan ik aan de slag." De samenwerking tussen de lectoraten bij Start Vaardig is een direct uitvloeisel van de nieuwe kennisagenda.
"Juist in de breedtesport moet een besef komen dat je het met de oude middelen niet redt als bestuur. Dat moet echt aangewakkerd worden"
Vos is zich bewust van het feit dat onderzoek en innovatie niet bij iedere trainer, buurtsport- coach of clubbestuurder topprioriteit zal hebben. "De professionals die we erbij betrokken hebben, zijn natuurlijk vooral diegenen die open staan voor vernieuwing. In de sport zijn natuurlijk ook veel mensen die nog niet weten wat de mogelijkheden van onderzoek en innovatie zijn. We hebben dus nog veel werk te doen om meer mensen daarbij te betrekken." Vanuit het Topteam ziet Bonhof dat ook als een grote opdracht voor de komende jaren. Zij ziet tegelijkertijd dat bijvoorbeeld clubbestuurders wel degelijk iets van de kennisagenda kunnen merken. "Als ze zich ervoor openstellen, zien ze dat veel van de vragen die zij hebben met onderzoek opgelost kunnen worden. De vraagarticulatie is zo direct dat als wij iets doen voor verenigingsbesturen dan zullen zij gelijk toepasbare kennis krijgen over de volle breedte." De bereidheid om naar onderzoek en innovatie te kijken, groeit langzaam, ziet het Topteamlid. "Juist in de breedtesport moet een besef komen dat je het met de oude middelen niet redt als bestuur. Dat moet echt aangewakkerd worden."
Het lectorenplatform wil het samenstellen van deze kennis en innovatieagenda vierjaarlijks terug laten komen. "Dat heeft ook als groot effect dat je als gelijkwaardige partners met elkaar in gesprek blijft. Je gaat kijken naar gemeenschappelijke grond en hoe je elkaar kan helpen. Ons doel is het versterken van huidige en toekomstige professionals. Studenten worden al in de praktijk opgeleid. Daarmee hebben we een dubbelslag: je innoveert de lokale context en de professional", zegt Mombarg.
Ook bij een volgende agenda zal daarom de praktijk een prominente rol krijgen. "Wij hebben eigenlijk niet heel veel gedaan, want de professional heeft alles bepaald", zegt Vos. "Daar doe ik Remo en collega’s tekort mee in het organiseren van dit alles. Omdat vraagarticulatie centraal staat in het praktijk- gericht onderzoek kunnen wij ons goed vinden in de thema’s die professionals hebben aangegeven."
Ga voor meer informatie en de volledige Praktijkgerichte Kennis- en Innovatieagenda voor Sport & Bewegen naar sportenbeweegonderzoek.nl en sportinnovator.nl.
Dit artikel verscheen eerder ook in het vakblad SPORT Bestuur en Management van september 2021.