Met bewegend leren wordt in verschillende lagen van het onderwijs al volop geëxperimenteerd. De effecten op de leerprestaties zijn vaak minimaal, zo blijkt uit recente onderzoeken. Evengoed creëert een beweegles gecombineerd met een reken- of taalles vaak voor kinderen een extra beweegmoment. Dat is precies waar Fontys Sporthogeschool en Sportief Valkenswaard zich op richten bij het project Sportief Rekenen. Sportkunde-studente Laura Verton onderzoekt binnen dat project hoe docenten in het basisonderwijs deze rekenlessen makkelijker kunnen invoeren.
Fontys Sporthogeschool heeft vanuit de studie Sportkunde een partnership met Sportief Valkenswaard. Het mes snijdt daar aan twee kanten, legt docent Kenny Janssen uit. "We willen studenten een mooie leerplek bieden en daarmee willen we bijdragen aan de sportdoelen van de gemeente Valkenswaard." Sportief Valkenswaard, een onderdeel van de gemeente Valkenswaard, wil zoveel mogelijk mensen laten sporten met een gevarieerd aanbod.
Vanuit die samenwerking ontstond het idee voor sportieve rekenlessen op basisscholen. “We hebben vooral nagedacht over waar we nog invloed kunnen hebben en waar hebben basisscholen nog behoefte aan. Dat kwam samen in de sportieve rekenles”, zegt Janssen. Vorig jaar werd met een eerste pilot gestart en dit jaar werd dat verder uitgebreid. “We hadden geen probleem om scholen aan dit project te binden. We kregen veel enthousiaste reacties. Nu draait het project verdeeld over meerdere periodes op zes scholen.”
De ambities van het project worden bewust laag gehouden, volgens Janssen. "Ons idee is simpel: als we de rekenles waarbij ze normaal zitten bewegend kunnen doen dan heb je in ieder geval 45 minuten beweegtijd gewonnen." Dat leerkrachten aangeven dat leerlingen geconcentreerder zijn en dat leerlingen het prettig vinden om op een andere manier les te krijgen, ziet Janssen vooral als positieve neveneffecten. "We zijn niet zo op zoek naar de vraag of leerlingen beter gaan rekenen. We willen die extra beweegtijd creëren. Daarom houden we het simpel en hebben we geen verwachtingen dat bijvoorbeeld de cito-score omhoog gaat."
De scholen die meedoen aan het programma worden nu nog ondersteund door studenten van Fontys Sporthogeschool. "Die zijn niet oneindig. Uiteindelijk wil je dat leerkrachten het zelf gaan doen", zegt Janssen. "Wat blijkt: de implementatie van dit soort andere lessen is vaak moeilijk. Docenten geven daar twee redenen voor: tijdgebrek en motivatie. Dan is het natuurlijk interessant om te kijken of we het toch gerealiseerd kunnen krijgen."
"Ons idee is simpel: als we de rekenles waarbij ze normaal zitten bewegend kunnen doen dan heb je in ieder geval 45 minuten beweegtijd gewonnen"
Vierdejaars studente Laura Verton richt zich daarom met haar onderzoek op die barrières. "Ik onderzoek welke factoren bijdragen aan de implementatie van het sportief rekenen. Daarbij wil ik de leerkrachten die een programma van ons hebben gedraaid vragen welke barrières zij zien en waar ze tegenaan lopen en de eisen waar zij van vinden dat een programma aan moet voldoen. Wat willen ze nog veranderen om het echt in het onderwijs op te nemen?"
Als coördinator van het project zorgt zij nu ook al dat de lessen die door studenten worden voorbereid aan bepaalde eisen voldoen. "Allereerst moet de les passen bij de rekenstof die de school aangeeft. Verder mogen de kinderen niet te lang stilstaan: het gaat om efficiënt in beweging zijn. De les is ook in gewone kleding uit te voeren. Dus geen hele intensieve beweging, gewoon lekker in beweging zijn." Elke les bestaat evengoed uit een warming-up, een kern en een slot. Een voorbeeld van een spel is ‘levend klokkijken’, legt Verton uit. "Eén kind is dan de grote wijzer en een ander kind de kleine wijzer en dan moeten ze bijvoorbeeld op de stand van drie uur ’s middags gaan liggen."
De opzet bestaat nu uit een reeks van acht weken met elke week een sportieve rekenles. De studenten sluiten daarbij aan bij de wensen van de scholen, zegt Janssen. "We nemen de rekenles over en vragen dan leerstof aan de leerkrachten en daarmee gaan de studenten aan de slag om daar vormen aan te geven. We sluiten dus echt aan op wat de school aanlevert." De acht weken worden afgesloten met een wat groter spel, vult Verton hem aan. "Een voorbeeld daarvan is Expeditie Rekensom. Daarbij hadden de kinderen een soort apenkooi-les met rekenopdrachten voor kinderen die getikt of af waren."
Tegelijk met die afsluiting zorgen de studenten ook voor een plan om de lessen een vervolg te geven. "Daar gaan we over in gesprek. Vaak komt het er op neer dat we mediakaarten maken van allerlei werkvormen. Dat kan een docent erbij pakken in de les", zegt Janssen. Eind van dit jaar rond Verton haar onderzoek af en hoopt ze daarmee een bijdrage te kunnen leveren aan het inbedden van sportieve rekenlessen in het basisonderwijs. "Ik hoop natuurlijk dat alle factoren getackeld worden. Wij hebben nu één keer in de week die rekenles. Ik zou het al heel mooi vinden als op vaste wijze één les in de week een beweegles kan worden. Puur voor dat extra beweegmomentje."